Archive for the ‘from the observation deck’ Category

De procedure


Beste Marc

hartelijk dank voor je sollicitatie en je interesse in
[naam koepelorganisatie kunstacademies]

           (De vreemde aanname – of erger indien
           onnadenkendheid – dat de werkgever me
           meer zou interesseren dan het werk)

helaas zullen we de procedure niet met je voortzetten  
de reden hiervan is dat er kandidaten zijn die
beter aansluiten bij functieprofiel [sic]

           terwijl ik mijn brief toch begon met
           de als verkoopargument verpakte en
           op basis van voorkennis uit de eerste
           en tweede hand over het instituut in
           kwestie tegelijkertijd ook goedbedoelde
           waarschuwing dat

ervaring op papier iets anders kan zijn dan
geschiktheid – zeker waar het
[naam kunstacademie] betreft

           maar mezelf positioneren als
           de onwaarschijnlijke kandidaat
           was misschien een slecht idee
           evenals het bezigen van een taal die
           grootverbruikers van vacatureproza
           denkelijk al snel met selectieve
           leesblindheid slaat

           al is het ook heel goed mogelijk dat
           geen functieprofiel ter wereld nog
           aansluit bij mijn zwaarbevochten
           geschiktheid om Beste Marc te zijn
           
           dat laatste hadden ze dan wel weer
           goed gezien

conform artikel 12 en 17 AVG zullen uw gegevens uit
ons werving en selectie systeem [sic] worden verwijderd

           (ga door
           ik vind het heerlijk als je
           zo tegen me praat)

Onderstroom

Waar de fuck zijn alle woorden gebleven, ik bedoel de woorden die er toe doen – en dan bedoel ik dus de woorden die er niet toe doen in het dagelijks leven, niet de zinnen, de formuleringen die langzaam ons collectieve brein in zijn gedreind en waarvoor kunstmatige intelligentie gelukkig alleen maar tijdwinst oplevert, waarom zou je godverdomme een paar uur bezig gaan om die miezerige marketingmeuk zelf te reproduceren – maar goed, wanneer las ik eigenlijk voor het laatst poëzie – ik bedoel sinds Kafka, sinds fucking Howl – die me volkomen onverwacht aan mijn haren uit het gestolde vet van loodgrijze maandagen sleurde en jarenlang de electrificerende onderstroom bleef van alles wat ik zong, schreeuwde, speelde, schilderde, schreef – waar zijn de fucking woorden die er toe doen? Op zoek, opnieuw, naar ziel en zaligheid.

Kintsugi

Op sommige dagen leek het alsof ik gedroomd werd: ik en mijn leven en iedereen die daarin voorkomt, alles wat ik meemaak en doe en elke gedachte daarover – gedroomd door iemand anders, die ’s ochtends tijdens het gedachteloze koffiezetten nog een heel specifieke sfeer in het hoofd heeft, maar zich de gedroomde gebeurtenissen zelf met de beste wil van de wereld niet meer voor de geest kan halen. Maar op andere dagen leek het of ik even uit een oneindige sluimer ontwaakte, en werd me een blik gegund op alle keuzes die ik maakte en niet maakte en de situatie waarin mijn acties, of vaker nog het uitstellen daarvan, me gebracht hadden. Soms was mijn huis een bescheiden paleis, soms was het een bouwval; soms vormde mijn werk een interessante carrière, even vaak klooide ik maar wat raak. Al met al leken mijn omstandigheden me niet veel af te wijken van die van de meeste andere mensen, wat op zichzelf weer afwisselend troostrijk en frustrerend kon zijn. Chaos en toeval, kortom, losse fragmenten, aan elkaar gelijmd met verhalen, verteld en onverteld. Misschien droomt de dromer van mijn leven van een leven als het mijne, als hij ’s ochtends op het balkon van zijn bouwval zijn koffie drinkt en een eerste sigaret rookt, terwijl de zon opkomt boven de daken van de stad en alles met goud omrandt – en voelt de droom heel even logisch, en mooi.

Exit Strategy

Mag u mij volgen naar de gastenkamer
Mag u een kopje koffie gebruiken
– met dodelijke precisie en in moordend tempo
geschonken uit zilveren kannen met lange tuiten door
niet te stuiten hostessen, vervaardigd uit
hoogwaardig Twents eiken –
…………………………………hier is het altijd mooi weer
…………………………………hier zit ineens alles mee
…………………………………hier hebben ze godverdomme nog eens
…………………………………strak
…………………………………afgemeten
…………………………………cake!
ik zag heus wel –
ik zag heus wel hoe
de letters die je sprak
zich radeloze mieren rond
de genadeloos dichte kist
wisten terwijl ze woorden
wilden zijn maar toch
moet ik zeggen
heb je mooi gesproken
alles wat je vertelde
is exact
hoe ik was

 

Feiten en Fabels III

Je meent te weten dat je geboren bent, je meent te weten dat je bestaat – je hebt een lichaam, of misschien bén je een lichaam, misschien heeft je lichaam jou – misschien ís dat lichaam jou, maar tegen zijn zin – misschien heeft dat lichaam vrij van jou als je slaapt en droomt dat je het niet heb. Als je wakker wordt, trekt het lichaam zichzelf met moeite weer om je heen aan als een stugge oude jas, je merkt het als je in beweging komt.

Je meent te weten dat je bestaat, je meent te weten dat je meer bent dan de som der delen – het vlees, het vet, de botten en het brein, het brein dat je complexer denkt dan je technisch gezien bent – dat naast je fysiek nog een heel fantoomzijn verzint.

Je denkt te weten dat je bent, maar je kunt jezelf je aanwezigheid niet bewijzen – wie weet wat je brein zichzelf wijsmaakt? Waar ben je precies, bén je wel waar – je knijpt hem als een ouwe dief, knijp jezelf nog maar even niet. Misschien neem je alleen in je eigen en in ons brein tijd en ruimte in en besta je nog wat minder dan je zelf weet, als wij je straks weer vergeten – en jij hier nooit zult zijn geweest.

Geschreven voor en voorgedragen op theaterfestival Haags Kabaal, thema Fake News, in Theater De Vaillant, Den Haag op zaterdag 13 april 2019. Met dank aan Iraas Korver en Haags Theaterhuis. 

Een schitterende paradox

Het is makkelijk, al te makkelijk, om de verkiezingswinst van een openlijk antidemocratische en racistische politieke partij op de kortzichtigheid van de kiezers te schuiven. Kiezers die niet kiezen wat jij kiest kun je niks verwijten, tenzij je je eigen antidemocratische neigingen ook lekker de vrije loop laat. Mea culpa, derhalve.

We hebben verhalen nodig, dat moge duidelijk zijn. Of beter nog: een verhaal, om chocola te maken van de warboel waar we ons dagelijks doorheen prutsen. We doen maar wat; en is die gedachte voor het grote geheel nog wel te behappen, op persoonlijk niveau is het moeilijk te verteren dat het leven een vrij zinloze dwaaltocht is. Elk enigszins aannemelijk verhaal helpt om het draaglijk te maken. Een slecht verhaal is nog beter dan geen verhaal, dat blijkt keer op keer.

De kortzichtigheid zit in iedereen, kiezers en gekozenen, maar de gekozenen neem ik het écht kwalijk – het gebrek aan een goed verhaal, of een verhaal überhaupt. Ik verwijt onze progressieve politici hun onvermogen, hun angst om simpelweg hun dromen te delen of, als ze die dromen niet meer hebben voor iedereen, dat ze zich nog verkiesbaar stellen. Hoe moeilijk kan het zijn om gewoon te zeggen waar je met een land naar toe zou willen, hoe moeilijk kan het zijn om een visie te formuleren die persoonlijker is dan de gebruikelijke gemeenplaatsen? Het persoonlijke is universeel, vertel ik mijn studenten, wat jij vindt of voelt wordt gevonden en gevoeld door talloze anderen, en hoe persoonlijker je verhaal is, hoe meer het resoneert. Het werkt, en dat blijkt: een quasi-intellectueel kutverhaal, gebaseerd op donkerbruine quasi-wetenschap, is beter dan geen verhaal.

Dat is de schitterende paradox: het maakt niet zo veel uit wat je vertelt – daarom maakt het zo verschrikkelijk veel uit wat je vertelt. Ik wil dat er volksvertegenwoordigers opstaan die me een positief en inclusief vergezicht durven te schetsen, heel concreet en beeldend. Gewoon een toekomst die we allemáál kunnen willen – om vervolgens te kijken hoe we daar het beste kunnen komen. En die goudeerlijk durven te zijn over het feit dat het soms wringt, dat het soms pijn gaat doen. Want dat het soms pijn doet kan ik best begrijpen – als ik maar weet waar het goed voor is. Vertel me dat verhaal, dat positieve, inclusieve verhaal, en ik denk met liefde mee hoe we het gaan doen.

Macht

Heel even had ik wat anders aan mijn hoofd – de dood bijvoorbeeld, van heel dichtbij, en kunst, heel veel kunst, bij wijze van anti-dood – en terwijl ik heel even niet keek, grepen zelfverklaarde machtelozen moeiteloos de macht. Zo machteloos zijn ze dus niet, quod erat demonstrandum, u kunt weer rustig terug uw hok in, zou je zeggen. Maar macht maakt geil, en geil maakt destructief, de ingebeelde onmacht schreeuwt om wraak, wraak op al wie macht lijkt te bezitten. Onderwijzers, kunstenaars, journalisten – je verzint het niet. De onmachtigen hebben zich dus zowel hun eigen onmacht als andermans macht ingebeeld, het is godverdomme delusional tot de tweede, tsja, macht. Wat tweederangs gymnasiumtoneel al niet vermag; ik zie nu ook kansen, maar ja – ik heb wel wat anders aan mijn hoofd. Kunst bijvoorbeeld, heel veel kunst, oude kunst en moderne kunst, dat maakt me niks uit, en onderwijzen. Voor een progressief gedachtengoed hebben mijn studenten mij trouwens niet nodig, ze vinden het denk ik niet eens links, ze leven het gewoon als logisch. Daarom: ceterum censeo stultitiam esse delendam. En snel ook.

We maakten een wandeling

We maakten een wandeling, gewoon een eindje het dorp uit, even tussen de kale velden en zilveren bomen door, zilver in het lage zonlicht, niet goud – over het gebarsten asfalt van smalle weggetjes, de sloten nog vol winterwater, het gras dat zich probeert op te richten – in de houtwallen de vers gesnoeide takken van wilgen, de immense kracht die je voelt van de natuur die iets wil, iets móet: leven, onvoorwaardelijk.

We maakten een wandeling, gewoon een klein eindje terug ons leven in, nog niet te ver – mijn moeder, mijn zus en mijn zwager, mijn dame en ik – we genoten van de zon en van de kinderen, die voor ons uit stuiterden en zonder dat ze het wisten voordeden hoe dat moet: leven, onvoorwaardelijk. We liepen en snoven de lentelucht op en lachten soms en veegden dan weer de tranen van onze wangen en sloegen onze jassen open en onze man, vader en opa lachte en huilde mee, snoof de lentelucht op, spreidde zijn machtige armen in de blauwe hemel, de blinkende velden, de zilveren bossen en liet ons, net als nog maar pas geleden en altijd, zien hoe mooi het leven is.

Caleidoscoop

‘Ne savez-vous pas que les anges ont besoin que vous rêviez leurs ailes pour pouvoir voler?’ – Henri Marteau Brise-Vitre

Ik heb mijn kop niet naar schrijven staan. De dagen verlopen traag, de raderen knarsen langzaam maar gestaag, draaien één voor één op hun plaats. Ik schrijf wel, maar geen verhalen – het is een tijd van verandering, alle oude beelden zijn moe en gebruikt, de nieuwe laten zich nog niet pakken. Ik schrijf wel: ik formuleer vooral. Ik formuleer opdrachten voor mijn studenten, ik formuleer een plan om mee aan de slag te gaan in de cursus didactiek, ik formuleer gedachten over wat ik met mijn tekentalent moet – in plaats van te tekenen. Want ook die beelden zijn oud en moe en de nieuwe wachten nerveus, ergens tussen geduldig grafiet en onzekere hand. Ik schrijf wel – om mijn gedachten te ordenen, maar er komen er steeds meer bij; het is een ongelijke strijd tussen mijn brein en mij. De dagen verlopen traag, de oude beelden draaien langzaam door elkaar, vallen soms samen tot iets nieuws op hun plaats; ik moet het maar laten begaan. Het woord caleidoscopisch brengt sinds een tijd structuur in de chaos aan – of laat me voorlopig maar even in die waan.

Goed goeder goedst

Ik geef les. Of misschien geeft de les mij, maar niet als een coherent geheel – denkelijk kom ik versnipperd of verstrooid of in op het eerste gezicht niet bij elkaar horende onderdelen – ik zou willen dat ik plug & play en three easy steps maar goed, een mens zullen ze er nog wel in herkennen – als ze zich maar eens zouden verliezen in hun eigen, vreemd fragmentarische film, als ze eens niet hapklaar, behapbaar – als ik ze eens de poëzie van het gestotter, gestamel, het stilvallen, vallen, vallen – een mens, zo immens onmachtig dat zowat heilig – o, ze haperen wel maar dan happen ze niet, ik zal blijven fluisteren tot de trommelvliezen sufgebeukt: doe eens wat minder je best op je best doen – goed is zo verrekte gauw generiek.