33cl
Naar Zwitserland. Een autorit van twaalf uur minus vier keer een half uur pauze – tien uur dus, waarvan acht als een ruimteschip in een videogame, soepel de andere ruimteschepen ontwijkend, ook die met warpspeed van achter op ons af komen, en de rest van de tijd kruipend over het gloeiende asfalt als één in een onafzienbare rij verblinde kevers, de metallic ruggen blikkerend in de middagzon. De vier pauzes bij evenzovele Autohöfe aan Duitse snelwegen, duizend trucks nog nasidderend, bussen als kantoorgebouwen spugen pastelkleurige bejaarden uit, het goedkope wit van tweedehands caravans naast overvolle vuilnisbakken – en water kopen tegen woekerprijzen, hoger dan die van bier. Maar we mogen nog geen bier, bier mogen we pas als we er zijn. En als we er zijn, als we eindelijk voor de laatste keer uit die auto stappen, moe en oververhit, dan zijn we overwinnaars, ware overlevingskunstenaars, en dan mógen we godverdomme de zin van het bestaan zien in een klein, gouden en goddelijk koel universum van exact drieëndertig centiliter – minus één slok.