#LL15
Had ik zo veel gezopen dat ik mezelf om zes uur ‘s ochtends zalig verklaarde – zonder al te veel gezeik of zware woorden – of zou het toch de zalm van de avond tevoren? Ik zal het nooit weten, maar het zonlicht stroomde de godganse dag en genadeloos, het zweet barstte door mijn huid alsof ik van binnenuit een bad nam en verzoop, er was geen zwemmen aan maar toch: dit was nou die felbegeerde zomer, dit werd de laatste zwoele avond van het allerlaatste feest dat er toe deed en toen een lichtgevende witte draak door de schemering zweefde en goedmoedig knikte, zat er weinig anders op dan opnieuw in het diepe te duiken en me uit alle macht vol te zuigen. Ik hoorde de muziek weer, op de maat van het gonzen in mijn slapen en ik danste en dronk op de rand van de Kaap, de jongens zoemden electrisch en de meisjes gloeiden, en het was om twee uur ‘s nachts dat ik mezelf en de rest van de wereld met ziel en zaligheid nietigverklaarde – eindelijk zonder gezeik, eindelijk zonder woorden.