Archive for February, 2015

Tijd om te gaan

Waarom waren de kraaien nog wakker om één uur ‘s nachts? Ze vlogen langs met trage slag en kort gekras – andere kraaien, vlakbij en in de verte, pikten op en gaven door, ik hoorde hun bericht zich verplaatsen door de stad. Ik heb het ze nooit eerder horen doen, maar natuurlijk kunnen ze dat. Ik dacht aan het journaal dat ik een paar uur eerder zag.

Het ging weer over geldbedragen die ons bevattingsvermogen te boven gaan, en over de prijs die we bereid zijn te betalen voor onze perfide dromen van een perfecte wereld – in woestijnen ver van hier en de versteende woestenij vlakbij. Over mannen, vrouwen en kinderen die, op de vlucht voor die vervloekte visioenen, op volle zee verzuipen. Het zand, de golven, de schuld scharlakenrood, de schuldigen schijnbaar schaamteloos. Daarna keek ik een natuurdocumentaire. En het bloed kleurde ook de savanne, de rotsen en het verleidelijke oerwoudgroen. Maar het dierlijke geweld kent duidelijke grenzen, ik zag louter lijfsbehoud. Tot waanzin veroordeeld blijkt alleen het beest dat met rede is begiftigd.

Ik kan, ondanks mijn achternaam, de taal der dieren niet verstaan – maar de boodschap van de kraaien in de nacht kwam kraakhelder aan. Dat we niet zeggen dat we niet gewaarschuwd waren, straks, als het tijd is om te gaan.

Lachen

Wereldleiders, intussen,

proberen met een vérpiswedstrijdje

een wereldbrand te blussen

 

Twee liefdesbrieven

I

Liefste,

Wat zou ik je verdomme graag schilderen – iedere haar van mijn penseel hunkert naar je, de lege doeken, de witte muren, ze lenen hun adem van jou. Je lichaam is een obsessie als al mijn andere, maar je geest – een verslaving als nooit tevoren. Elke ochtend, als het zonlicht nietsontziend de naakte, witte lakens naast me raakt, sta ik op en vereeuwig ik je. In elk landschap, elk stadsgezicht dat ik schilder kun je ieder moment aan komen lopen, in iedere verfstreek weet ik je aanwezig, je leeft in elke verfspat op de planken vloer – je portret schilder ik niet, ik zou niet durven. Zo’n gebeitelde kop, hoe zacht ook de trekken: ik wil niet je doodsmasker kwasten, ik wil dat je leeft. Ik schilder je naast me als in rusteloze nachten de wind om mijn huis sluipt en fluistert – ik schilder je in gedachten als je net wakker bent en nog half uit droom bestaat, je haren een lieve kleine wervelwind, je ogen ver weg en zacht als van een kind. Ik weet niet meer waar ik eindig en jij begint – bij elke slok koffie vraag ik me af of hij jou ook zou smaken, elk glas wijn, elke hap brood een kleine liturgie voor het kruis waar ik mezelf aan heb genageld, wat zou ik je verdomme graag schilderen. Maar ik weet niet eens of je wel bestaat.

II

Liefste,

Ik heb je niets te bieden. Ik heb je niets te bieden dan dit weldoorzopen lichaam en een steeds weerbarstiger brein, een paar woorden in heel misschien de goede volgorde. Ik rook de ene na de andere sigaret terwijl ik dit schrijf, ik proef het gif dat in onze zinnen sloop op mijn tong, spoel de al te zoete smaak weg met zelfverwijt – wijn. Wanneer werden we toeristen, dwalend tussen de vergeelde herinneringen aan onze eigen schitterende toekomst? Ik heb je niets te bieden dan souvenirs uit betere tijden, de excuses tot op de draad versleten. Ik sta hier koud en naakt. In de vredige kerk die de nacht soms kan zijn klinken af en toe sirenes: sierlijke zwarte slingers, ik heb ze strakgetrokken om je strot, ik weet het zeker – tot ze in de verte verdwijnen en de telefoon blijft zwijgen.

Koop ik je straks een bosje bloemen bij het tankstation, boek ik bijna een reisje naar de zon – teken ik je met alle liefde die ik in me heb dan maar wat sterren op het plafond. Houden van je, meer kan ik niet doen.

 

Geschreven voor en voorgedragen op de door Songtide georganiseerde avond ‘Valentijn – van verlies en verlangen’ in Muzee Scheveningen. Met muziek van Rogier Pelgrim, MIMRA en Hanneke Laura en de prachtige korte film Fallin’ Floyd.