Tijd zat
Een jaar is zo weg, een speldenprik – niks. Ik belde een vriend, luisterde naar de tonen van de telefoon die ik liet overgaan tot hij echt niet opgenomen had: dat. Ik goot water in het koffiezetapparaat, schepte koffie in het filter en wachtte geduldig tot het doorgelopen was. Dat. De wekker ging, ik vond op de tast de sluimerknop en werd pas wakker toen het veel te laat – dat. Een jaar is niks. Lucht. Wolken in de winternacht, ze gloeien van het licht uit de stad. Alleen ertussen ademt soms de oneindigheid, breekbaar en vertrouwd: een paar sterren laten zich zien, ik drink het dunne licht voorzichtig als dauw, heel even ben ik miljarden jaren oud.
Ik wou je nog zeggen dat ik van je houd, maar je sliep al zo diep, zo mooi. Maar er is nog tijd, er is nog tijd. Zat.