Archive for February, 2013

Rituelen

De lever schreeuwt, de longen lusten alleen nog de gebarsten lucht van verf en cyanide. De ziel hangt te drogen over een keukentrap in het midden van de kamer en het hart – het hart zit tegen de kachel aangekropen, om warm te blijven, de handen over de oren. ‘Maar ach,’ zegt hij hardop tegen zichzelf, ‘een keer een avondje alleen thuis is misschien wel eens goed voor me.’

Hij zegt het elke avond, want hij is een man van gewoontes; zelf noemt hij het liever rituelen. Soms schrikt hij van het geluid van zijn eigen stem in de ruimte als hij de woorden uitspreekt, maar vandaag niet. Hij schenkt zich nog een glas wijn in, steekt zijn tiende sigaret op: je moet luisteren naar je lichaam.

De ziel vouwt hij netjes op, die heeft hij pas weer nodig als ze thuiskomt – morgen, misschien.

Linksback

In het hoofd van de rechtsbuiten bestond een stadion dat ik niet kon zien. Hij wilde me voorbij en deed heel druk met de bal. Een dubbele schaar, en nog één en nog één, daar had hij duidelijk op geoefend. Het publiek in zijn stadion juichte en deed een wave – ik denk ergens tussen de vale reclameborden van de lokale middenstand en het afgetrapte tweede veld, waar een paar ganzen rond de middenstip scharrelden. Zo lang ik niks deed kon hij me niet passeren, dus deed ik niks. Zijn medespelers werden ongeduldig en schreeuwden om de bal, maar afspelen kon hij ook niet meer zonder gezichtsverlies, het publiek in zijn hoofd werd gek, hij moest het nú laten zien, nu.

Mijn coach likte ondertussen een sjekkie dicht bij de dug-out waar ‘gasten’ op stond en keek naar de lucht. Het ging vandaag in elk geval een keer niet regenen.

Ratten

Ik weet niet meer waarom we over Wall Street liepen, we waren denk ik dronken en verdwaald. Onze band was door de A&R-manager mee uit eten genomen naar een hippe tent waar volgens hem op dat moment veel beroemde mensen kwamen. Die waren er die avond nèt even niet, althans geen beroemdheden die wij kenden. Toen we terug wilden naar ons appartement reed de metro niet meer en moesten we lopen. Het was december. De wind joeg ongenadig door de verlaten straten – het centrum van de financiële wereld was een ijskoude, lege hel van oneindig hoog beton, glas en staal. Ik kan het me zelf niet herinneren, maar Petrushka vertelde me jaren later dat we daar op Wall Street ‘s nachts de ratten uit het riool zagen rennen.

Zout

Ik ben geboren waar ze het zout uit de aarde halen, op de zandgrond waar tweehonderdvijftig miljoen jaar geleden een zee glinsterde. Ik moet daar altijd aan denken als ik keukenzout koop – zo oud is het spul dat je op de boodschappenband zet. Voor vijfendertig cent ben je de bezitter van een archeologische vondst uit het Perm. Geen geld.

Jozo. Nezo. Op iedere zoutbus stond vroeger dat de inhoud uit mijn geboorteplaats kwam, maar van de winning merkte je daar niet veel. Ja, je ouders kenden mensen die ‘biej ‘t zoalt’ werkten. En zoutboortorens – lukraak in akkers en weilanden gemikte, zwarthouten gebouwtjes die twijfelden tussen boerenstal en kerkje – later vervangen door kleine, groene huisjes die veel minder goed in het landschap passen. Maar er beweegt niets – bovengronds beweegt niets. Het Twentse zout zit diep.

Toch, wie zich één keer de moeite getroost om door het kilometers dikke pantser van zand en gesteente te breken, die spoelt het zout van de voortijdse zee vrij eenvoudig naar de oppervlakte. De tranen uit de oertijd zijn de tranen van vandaag, ze prikken in dezelfde wonden en als ik dood ben wil ik in Twente niet worden verbrand of begraven.

Pekel mij maar. Zie het als een Twents zeemansgraf.

Huidenhuis

I

Het meisje van de organisatie was van goede wil.
‘Het is hier nu wel erg warm; misschien moeten we een ventilator neerzetten.’
‘Dat klinkt goed. Heb je die dan?’ zei ik.
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat denk ik niet.’

II

De joert waarin we gingen optreden was klein. Ik probeerde me voor te stellen hoe het zou zijn om er met een hele Centraal-Aziatische familie in te zitten, rond een gloeiendhete kachel in het midden van de tent, maar dat was lastig; door de lampen en de lage banken voor het publiek bleef het, hoe klein ook, toch een theater. Ook het rumoer van de rest van het festival maakte dat ik me geen moment op een Mongoolse vlakte kon wanen. Maar verder is de tent een absolute aanrader voor de selfmade nomade. Op Wikipedia kun je een foto zien van een joert met een Mercedes ervoor geparkeerd.

III

We lazen onze verhalen voor en Lily maakte muziek.
Öy, boizoi.
Kiyiz üy, ger, ög.
Kherga, jirga.
Ooee.