Archive for May, 2012

The Lost Tapes Vol. 1

Ik haalde mijn hand open aan een archiefdoos. Eerst gebeurde er niets, maar een paar hartslagen later druppelde donkerrood bloed in het stof van jaren. Mijn archief. Alles wat ik tot nu toe maakte past in een paar dozen, mappen, kokers en rollen, twee kubieke meter hooguit. Eén lucifer erbij en veertig jaar werk is in een uur gedaan. Eén lucifer. Tekeningen van toen ik nog een jongen was die bij zijn leeftijd paste, misschien iets ouder. Schrijfblokken vol songteksten en gedichten en aanzetten tot verhalen die allemaal beginnen in de bar-disco waar ik me heel wat nachten de moed in de schoenen hunkerde. Stapels cassettes met liedjes die niemand ooit gehoord heeft – sommige kan ik nog steeds spelen. Maar het grootste deel van mijn archief zit in mijn hoofd.

In mijn hoofd een godvergeten fabriekshal vol ongemaakte muziek, ongeschilderde schilderijen, nooit getekende tekeningen, onvertelde verhalen. Een museum van gemist momentum, de betonnen vloer bezaaid met dode vlinders. Allemaal liefde. Eén druppel bloed en ze hadden geleefd, gelachen, liefgehad. Eén druppel bloed. Ik lik mijn wonden zo hard dat ze nooit zullen helen.

Kermis

Het was vandaag de laatste dag van de kermis, maar daar merkte je niets van: een laatste kermisdag verschilt niet van een eerste en ik probeerde me voor te stellen hoe dit knipperende, rinkelende, razende theater morgen ineens veranderd zou zijn in een verzameling vermoeid ogende machineonderdelen, losse stukken decor en duizenden dode lampjes. En hoe die illusie heel precies in laadbakken paste en door grimmige kerels werd afgevoerd naar een volgende, naar vrolijkheid hunkerende stad.

Op zo’n laatste dag van de kermis zag ik eens een jongen van een jaar of veertien zich te pletter lopen tegen de buitenste, glazen wand van een spiegeldoolhof, waar hij dacht de uitgang gevonden te hebben. Het was een scherpe klap en hij moest meteen heel hard huilen. Hij wilde er nu echt uit, fladderde als een vogel in blinde paniek tegen alle spiegels op maar bleef uiteindelijk luid snikkend, zijn gezicht rood en nat van de tranen, stilstaan bij de glazen buitenwand, waar iedereen hem kon zien. Sommige toeschouwers vonden het komisch – ik kon er niet om lachen.

Ik dacht alleen: wen er maar aan, jongen. Wen er maar aan.