Misschien kwam de duivel in de gedaante van een vrouw, misschien zat hij al verscholen in de ziel van het zesjarig kind. Misschien werd de duivel aan het zicht onttrokken door de constructie van een werkelijkheid; het was immers druk op het kruispunt die dag, en alle dagen daarna, en het kan zijn dat ik hem gewoon niet heb gezien, want hij zit tenslotte in de details die je in de chaos ontgaan. Het maakt niet uit. Ik kan al gitaarspelen, ik kan al tekenen, ik kan al schrijven – laat ik zeggen dat de fijne motoriek goed is ontwikkeld. Maar goed. Wie zo lang op de kruising staat te wachten, mag zich rustig eens af gaan vragen of hij niet zelf de duivel is – of, als hij denkt of weet dat dat niet zo is, besluiten er één te worden. Ik haalde mijn fiets van het slot, veegde het stof van het zadel en ging op weg naar huis. Waar dat is, is een detail.