Genoeglijk
Tussen twee zandstormen door is het nog heel genoeglijk eten en drinken – als je de mieren niet meerekent, die onvermoeibaar zandkorrels van buiten naar binnen dragen en ze achterlaten in de boeuf bourguignon, in de wijn, en in het raderwerk van ons gesprek, tot alles schuurt en knarst en tenslotte krakend vastloopt. Het is dan tijd om te roken en elkaar zwijgend toe te geven dat ons verhaal niet tegen zandstormen bestand is. Dat ons verhaal zelf een zandstorm zou moeten zijn, die het toeval tijdelijk met blindheid slaat, zodat we ontsnappen aan wetten en voor altijd onze gang kunnen gaan. Dat het tekeergaat, dat het zeeën van verloren tijd overbrugt, dat het ons uit ons angstige lichaam verjaagt en verpulvert tot het hart nog slechts uit atomen bestaat, geladen met alle electrificerende waarheden die we maar willen – zo zou het moeten zijn, zo moet ons verhaal op een dag zijn; genoeglijk is niet geil genoeg.