Ik vier succes graag en grimmig, met zwarte koffie op de nuchtere maag, op een koude, natte en donkere winterochtend die naar dieselolie ruikt. Alleen. De rook van tevreden gloeiende sigaretten waait weg over de ijzeren railing van mijn schip. Het is een goed schip; het zwarte staal zwemt moeiteloos door het asfalt van de stad, klieft grommend van genot de schuimende koppen van manshoge golven. Op zonnige dagen drijft het kalm op de wolken en spelen mijn dochters aan dek, hun stemmen klateren als champagne en overal klinkt muziek. Maar als de successen zijn gevierd, op die desolate dagen dat het schip roerloos ligt te roesten in bevroren aarde – dan wacht ik. Dan wacht ik op de ijsberg. Want de ijsberg komt altijd – graag en grimmig.